Mijn lip is dik

Mijn lip is dik. Zo dik dat ik niet meer kan praten.Ik loop naar de badkamer. Mijn mond hangt vol wit schuim.Ik ben vergeten mijn mond te spoelen na het tandenpoetsen.En ik was al aan het ontbijten!Naast de wastafel staat een grote blauwe emmer. In de emmer zit een zwarte brij.Het is vreemd. De emmer is veel te groot. Het is mijn emmer, maar hij is veel te groot.Ik laat mijn hand in de brij zakken. Het zijn dikke, zwarte, plakkerige slierten.Ik haal de slierten uit de emmer en laat ze wegglijden in de lavabo. Eén voor één.Alles voelt wat vreemd, maar het is geen droom.Het is geen droom.De emmer is bijna leeg en op de bodem ligt een foto.Het is een foto die ik al heel lang heb. – Maar waarom hier in deze emmer?Op de foto staan drie mensen. Ik kan niet zien wie.Ik zie enkel hun gestaltes. Ze lachen naar de camera.Mijn blik is troebel…Mijn lip is dik; en nu ook mijn ogen.Toch is deze foto mij dierbaar. Dat weet ik.Dan sta ik plots op een aanlegsteiger.Rond mij is de blauwe zee, ginder het strand; daarachter begint het oerwoud.Zon brandt op mijn huid.Op het strand zit Efrat. Efrat, zoals toen we jong en verliefd waren. Efrat, zoals ik haar mis.Ik loop naar haar toe.Ik ga naast haar in het zand zitten en ik zeg niets want dat is niet nodig. Ze weet dat ik van haar hou en ik weet dat zij van mij houdt.De stilte tussen…

Lees verderMijn lip is dik

Rivier

Op een dag stapte de vrouw in de rivier en liet zich meedrijven als een boomstam.De rivier was onbewogen zoals de vrouw zelf: de stroming nam haar mee naar het midden van de rivier, waar ze meegleed op het water.De rivier kronkelde door het land gedurende honderden kilometers en de vrouw dreef. Haar gezicht verried geen enkele emotie en het leek alsof het drijven haar geen enkele moeite kostte; haar lichaam was vormeloos en ze was een plank of een tak, ze was de lucht, ze was het groen aan de takken van de treurwilgen, ze was de vlucht van vogels, ze was de wind die op het water speelde.Dit duurde weken. Na een tijd begonnen er algen op haar lichaam te groeien en niet veel later was ze helemaal overwoekerd, gewikkeld in een nat groen deken; – behalve haar gezicht, dat bleek en uitdrukkingloos was als melk, en haar natte haren die tegen haar wangen plakten.Soms landden er vogels op haar om uit te rusten. Soms zag iemand haar voorbijdrijven vanop de oever. De rivier werd breder en breder en naderde de monding. De vrouw begon zacht te schommelen op de eerste golven. En daar, net daar waar de rivier zee wordt, opende de vrouw haar mond en zong een lied. Een lied van drie noten. – Ongelooflijk. Luid. Helder. Drie noten als een klaroen.De lucht kraakte. Het was van een krankzinnige schoonheid. Daarna verdween ze achter de hoge golven.

Lees verderRivier

Penis

Ze hield het heel zakelijk toen ze het uitmaakte. Ze zei ‘Het spijt me, Robin’ en ze zette hem op straat. Daar stond hij dan, met wat vuile kleren en zijn laptop onder de arm. Zijn vader kwam hem ophalen. In de auto zeiden ze niets. Pas toen ze thuiskwamen besefte hij dat ze vergeten was hem zijn doos terug te geven. De doos waarin ze zijn penis bewaarde. …Typisch Natasha, natuurlijk.De dag erna ging hij aanbellen maar ze deed niet open, ook al zag hij dat het licht brandde.Tegen zijn vrienden op café zei hij: ‘Dat het gedaan is vind ik niet zo erg… Maar ze heeft mijn penis nog.’‘Dat hoef je niet te pikken,’ zei iemand.De dag erna ging hij terug, bonkte urenlang op haar deur, riep haar naam door de straat, opnieuw en opnieuw, terwijl de buren keken van achter de gordijnen.’s Avonds stuurde ze een sms. ‘Ik wil je niet meer zien…. Begrijp je dat dan niet?’‘Mijn penis,’ stuurde hij terug. ‘Mijn penis ligt nog in je kast.’De dag erna kwam ze nukkig naar beneden. Ze duwde hem de doos in zijn handen en nog voor hij iets kon zeggen gooide ze de deur dicht in zijn gezicht.Hij wandelde naar huis met zijn doos tegen zich aangeklemd.Het regende maar hij wandelde traag, hoofd weggedoken tussen de schouders.Thuis keek hij in de doos.Zijn penis was er slecht aan toe. Helemaal verschrompeld. Fletse kleur, ongezond grijs.Een stervende muis – dacht hij.Hij zette de doos weg en schonk een…

Lees verderPenis

De Baby Rubriek

Het was een controversieel idee om recensies te schrijven over baby’s. Maar zoals met elk controversieel idee wendde het uiteindelijk, tot niemand er nog van opkeek. Het werd een normaal gezicht: recensenten die door de kraamafdeling liepen met pen en papier of hun stukjes typten op een laptop in de ziekenhuisgangen. Zoals alle journalisten, moeiden ze zich met alles: ze kwamen al tijdens de bevalling kraamkamers binnengewaaid, zwaaiend met hun perskaart alsof ze koningen waren, hingen hun betweterige neus boven de wiegjes van pasgeborenen, inspecteerden met arendsogen de teint, blos en het algemeen voorkomen van de baby, krabbelden snel een paar notities neer en stoven weer weg voor iemand hen tot de orde kon roepen.  De recensies kregen een aparte pagina in de krant: na de cd’s en de films.  Het waren veelal korte stukjes. Sommige baby's worden opgehemeld, anderen genadeloos afgekraakt. En ook de moeders deelden in de klappen. ‘Om dan, na een bevalling van maar liefst 16 uur, zo’n flétse baby tevoorschijn te zien komen, van nauwelijks 2 kilo, dat is ronduit een afknapper… Van deze Leander hebben wij dan ook bijzonder lage verwachtingen – als hij het al uit de couveuse haalt.’ Of: ‘Een mooie roze huid en een goede blos, dat wel, maar in z’n geheel is deze baby ronduit lelijk: te groot hoofd, stuntelige motoriek, dwaze blik, ongecontroleerd beengespartel… En ook nog eens pappig – om het woord “obees” niet te gebruiken. Bovendien stopte deze baby, door haar ouders ‘Gwendolien’ gedoopt, maar niet met huilen…

Lees verderDe Baby Rubriek

Metafysica

  Twee mannen zaten in een kamer. De ene man wist dat er in de kamer een tafel stond, de andere was niet zeker. De ene man was eerder lang van gestalte; de andere zat op de grond en droeg een blauwe trui. Ze waren al een uur aan het praten – maar de andere man twijfelde nog steeds.     ‘Zie je de tafel?’ vroeg de lange man. ‘Ik denk dat ik de tafel zie,’ zei de man met de trui. ‘Of tenminste, ik zie iets waarvan ik denk dat het een tafel is.’ ‘Dus je weet dat de tafel er is?’ ‘Hoe weet je dat wat dan ook er is?!’ riep de man met de trui. De lange man fronste niet-begrijpend. ‘Hoe weet jij dat de tafel er is?’ vroeg de man met de trui vertwijfeld. ‘Ik zie ze,’ zei de lange man. De man met de trui kromp ineen bij dit antwoord. Lange tijd zeiden ze niets. Toen siste hij cynisch: ‘En dat is je bewijs?’ Even leek de lange man uit zijn lood geslagen. Toen herstelde hij zich. ‘Laat ons van het begin beginnen,’ zei de lange man. ‘Je ziet dat er in deze kamer een tafel staat?’ ‘Ik heb die indruk,’ antwoordde de man met de trui. Hij knipperde met de ogen. ‘Hoezo, je hebt die indruk?’ zei de lange man streng. ‘Zie je de tafel? – Of zie je ze niet?’ ‘Ik zie een tafel,’ zei de man met de trui. De lange man…

Lees verderMetafysica